Uitgangspunten


Om een leerling op een bepaald gebied te kunnen helpen, wil ik weten wat hij of zij op dat gebied al kan en weet. Op basis daarvan stel ik de volgende stap vast.

 

Instructie en oefening sluiten aan bij de kwaliteiten, interesses en leerstijlen van de leerling.

 

Bemoediging is een belangrijk middel om leerlingen te ondersteunen in hun ontwikkeling.

 

Inspannende en “serieuze” activiteiten worden afgewisseld door ontspannende en plezierige activiteiten.

 

De begeleiding gebeurt zoveel mogelijk in samenwerking met ouders en school.

 

Een plezierig contact tussen mij en de leerling vormt de basis voor een goede begeleiding.

 

 

 

Toelichting op de uitgangspunten

 

Om een leerling op een bepaald gebied te kunnen helpen, wil ik weten wat hij of zij op dat gebied al kan en weet. Op basis daarvan stel ik de volgende stap vast.

 

Om dit uitgangspunt toe te lichten gebruik ik het concept “de zone van de naaste ontwikkeling”. Simpel uitgelegd geeft “de zone van de naaste ontwikkeling” aan wat een leerling nog niet kan maar wel in staat is te leren.

Door een leerling activiteiten te laten uitvoeren, vragen te stellen over zijn of haar werkwijze en door te observeren, kom ik te weten wat een leerling op een bepaald gebied al kan.Vervolgens is aan mij de taak te bedenken wat de eerst volgende, haalbare stap is.

Ook op school wordt de leerstof in opeenvolgende stappen aangeboden. De leerkracht is echter gebonden aan leerdoelen die in een bepaald jaar moeten worden behaald. Het kan gebeuren dat kinderen bepaalde vaardigheden nog niet onder de knie hebben, terwijl in de klas al weer een volgende stap in de leerstof wordt behandeld. Bij remedial teaching is de begeleiding volledig afgestemd op de leerling. De instructie, de activiteiten en de gebruikte materialen sluiten aan bij het ontwikkelingsniveau van die ene specifieke leerling.

 

 

Instructie en oefening sluiten aan bij de kwaliteiten, interesses en leerstijlen van de leerling.  

Het vorige uitgangspunt ging over wat de leerling gaat leren. Bij dit uitgangspunt gaat het er om hoe de leerling leert. Bij kwaliteiten gaat het bijvoorbeeld om: goed kunnen tekenen, verbaal sterk zijn en veel fantasie hebben. Bij interesses kan het gaan om hobby’s, voorkeuren voor onderwerpen en favoriete activiteiten. Met leerstijl bedoel ik de wijze waarop geleerd wordt. Kinderen kunnen bijvoorbeeld sterk visueel ingesteld zijn of bijvoorbeeld vooral leren door handelend bezig te zijn. Een leerstijl hangt ook samen met de leeftijd. Jongere kinderen hebben een andere manier van leren dan oudere kinderen.

 

 

Bemoediging is een belangrijk middel om kinderen te ondersteunen in hun ontwikkeling.

 

Kinderen die moeite hebben met bepaalde vaardigheden, krijgen onvermijdelijk de boodschap dat ze iets niet goed doen. Ze zien rode strepen in hun schrift, moeten hun werk overdoen en ervaren dat zij minder complimentjes krijgen dan klasgenoten. Ook aan hun ouders kunnen ze merken dat er iets met hen niet goed gaat. Bedoeld of onbedoeld, krijgen ze te maken met negatieve feedback.

Als de nadruk te veel ligt op wat niet lukt, raken kinderen ontmoedigd. Ze gaan denken:” ik kan het toch niet, het heeft geen zin nog mijn best te doen”. Kinderen die moeite hebben met de leerstof, moeten harder werken om een bepaald niveau te bereiken dan kinderen die gemakkelijk leren. Om door te zetten hebben zij in plaats van negatieve feedback, juist extra bemoediging nodig. Door kinderen taken te geven die aansluiten op hun niveau, krijgen zij de kans te laten zien wat ze kunnen. Ze doen dan niet alleen succeservaringen op maar hun omgeving krijgt de mogelijkheid om kinderen bemoedigende feedback te geven. Bemoedigende feedback is iets anders dan het geven van complimenten.  Het gaat om een gedifferentieerde en concrete manier van reageren. Bemoedigende feedback wordt gegeven vanuit een echte betrokkenheid bij wat kinderen kunnen en nog te leren hebben.

 

 
Inspannende en serieuze activiteiten worden afgewisseld door ontspannende en plezierige activiteiten.

Net als volwassen hebben kinderen na inspanning behoefte aan ontspanning. Er zijn allerlei spelvormen te bedenken waarbij bepaalde leerstof geoefend kan worden. Voor lezen en woordenschatuitbreiding kan bijvoorbeeld gewerkt worden met zelfgemaakte memory, kwartet of bingo. Voor rekenen zijn onder andere eindeloos veel spelletjes te bedenken waarbij dobbelstenen een rol spelen.

Soms hebben kinderen het nodig om even iets te doen dat niets met leren te maken heeft, bijvoorbeeld spelletjes of activiteiten waarbij kan worden bewogen of gewoon even te kletsen.

 

 

Remedial teaching gebeurt zoveel mogelijk in samenwerking met ouders en school.

 

Door samen te werken delen ouders, school en remedial teacher kennis en ervaring met elkaar. Ouders kennen hun kind als geen ander. Daarom zijn zij voor mij belangrijke deskundigen. Daarnaast kunnen zij een bijdrage aan de begeleiding leveren door thuis met hun kind te oefenen.

Ook een goede samenwerking met school draagt bij aan een succesvolle begeleiding. Kinderen kunnen er bijvoorbeeld bij gebaat zijn, als de aanpak van de remedial teacher afgestemd is op de aanpak van school.

 

 

Een plezierig en vertrouwd contact tussen mij en de leerling vormt de basis voor een goede begeleiding.

 

Een plezierige en veilige omgeving heeft een positief effect op het welbevinden van kinderen en daarmee op hun vermogen om tot leren te komen. De interactie tussen mij en een leerling geeft mij daarnaast belangrijke informatie. Door te luisteren, te praten, te observeren en aan te voelen, leer ik de leerling en zijn of haar manier van denken en leren, kennen.

Als remedial teacher maak ik gebruik van remediërende methoden. Ik lees onderzoeken naar de oorzaken en aanpak van leerproblemen. Ook ga ik te rade bij collega’s voor tips en ideeën. Soms is het echter nodig om alle kennis, alle ideeën die er over de hulp aan kinderen zijn, op zij te zetten. Ik heb ervaren dat door gewoon onbevangen te luisteren naar kinderen, te kijken hoe ze handelen, ik veel te weten kom over wat zij aan begeleiding nodig hebben.


Lerares tegen Alfred Adler: “Kijkt u eens naar dit schrift. Denkt u dat met dit kind nog wat kan worden bereikt?” Het schrift was een rommeltje en volkomen onleesbaar. Adler pakte het schrift, bladerde het aandachtig door en zei: “Kijkt u eens hier, deze kleine g, die is heel goed gelukt”.